Onlangs was het wederom in het nieuws dat zwangerschapsdiscriminatie op de werkvloer nog steeds bestaat. Volgens een recent onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens naar zwangerschapsdiscriminatie in Nederland worden vier op de tien vrouwen op de arbeidsmarkt benadeeld vanwege zwangerschap of een pasgeboren kind. Het feit dat de uitkomsten van dit onderzoek weinig tot geen verandering laten zien ten opzichte van eerdere onderzoeken, mag anno 2020 ten minste verontrustend genoemd worden.
Bewijs
Op grond van de wet (art. 7:646 lid 1 BW) mag de werkgever geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, het verstrekken van onderricht aan de werknemer, in de arbeidsvoorwaarden, bij de arbeidsomstandigheden bij de bevordering en bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Lid 5, sub b van bovengenoemd artikel bepaalt dat sprake is van direct onderscheid indien een persoon op grond van geslacht op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, met dien verstande dat onder direct onderscheid mede wordt verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap.
Voorts bepaalt lid 12 van dit artikel dat indien degene die meent dat te zijnen nadeel een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in dit artikel, in rechte feiten aanvoert die dat onderscheid kunnen doen vermoeden, de wederpartij dient te bewijzen dat niet in strijd met dit artikel is gehandeld. Anders gezegd: de werknemer kan volstaan met het aanvoeren van feiten die zwangerschapsdiscriminatie vermoeden, terwijl de werkgever moet bewijzen dat hij niet gediscrimineerd heeft. Daarmee liggen de bewijslast en het bewijsrisico volledig bij de werkgever.
Sanctie zwangerschapsdiscriminatie
Als komt vast te staan dat de werkgever zich schuldig heeft gemaakt aan het maken van verboden onderscheid, aldus zwangerschapsdiscriminatie, kan dat de werkgever duur komen te staan. Dat ondervond een werkgever die het nodig vond om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen vanwege het aanstaande zwangerschaps- en bevallingsverlof van de werknemer en die dit ook met zoveel woorden in een reflectieformulier had opgetekend.
De kantonrechter die over deze zaak moest oordelen, heeft overwogen dat het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eveneens valt onder het bereik van art. 7:646 lid 1 BW. De kantonrechter heeft voorts vastgesteld dat in deze zaak sprake is geweest van een kennelijk verboden onderscheid in de zin van dat artikel. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat hij op grond van art. 7:673 lid 9 sub b BW een billijke vergoeding kan toekennen indien het niet voortzetten van het dienstverband het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Van ernstig verwijtbaar handelen is volgens de kantonrechter zonder mee sprake bij het maken van verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen, zoals hiervoor omschreven. De kantonrechter heeft de werkgever uiteindelijk veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van ruim tienduizend euro, zijnde het loon dat de werknemer bij die werkgever nog had kunnen verdienen bij verlenging van de arbeidsovereenkomst.
Tot slot
Werknemers die zich geconfronteerd zien met verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen, hoeven zich dit zeker niet te laten welgevallen. Zij kunnen hun werkgever daarop aanspreken en zo nodig een passende vergoeding claimen. Indien de werkgever daar niet voor openstaat, bijvoorbeeld omdat hij meent dat geen sprake is van verboden onderscheid / zwangerschapsdiscriminatie, staan de advocaten van Te Biesebeek Advocaten in Zwolle graag voor u klaar om u de helpende hand te bieden. Neem voor meer informatie contact op via 038 – 4223020 of info@tebiesebeek.nl.