De wet kent verschillende termijnen voor verjaring van een vordering. Dit zijn de verschillende verjaringstermijnen mét voorbeelden.
Verschillende termijnen verjaring geldvordering
De wet kent verschillende verjaringstermijnen. De meest voorkomende verjaringstermijn bedraagt vijf jaar. Indien partijen zaken met elkaar doen, waarbij de ene partij bijvoorbeeld iets verkoopt of een dienst verricht en de andere partij daarvoor een geldbedrag moet betalen, verjaart de (wederzijdse) geldvordering door verloop van vijf jaar na aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
Voorbeeld verjaring geldvordering:
Partij A verkoopt een auto aan partij B. Partij A stuurt hiervoor een factuur aan partij B. Op deze factuur staat dat het door partij B verschuldigde bedrag binnen twee weken na factuurdatum betaald moet zijn. Tot en met de 14e dag na factuurdatum kan partij B de factuur aan partij A voldoen. Op en vanaf de 15e dag na factuurdatum begint de verjaringstermijn van vijf jaar te lopen.
Indien de verjaring niet tijdig wordt gestuit, kan het gebeuren dat een schuldeiser, mocht een schuldenaar een beroep doen op de verjaring van de geldvordering, zijn vordering in rook ziet opgaan.
Stuiting verjaringstermijn geldvordering
De verjaring kan worden gestopt. Dit wordt stuiting genoemd. Stuiting van de verjaring, mits tijdig gedaan, heeft tot gevolg dat de verjaring opnieuw gaat lopen. Vanaf het moment waarop de verjaring wordt gestuit, gaat een nieuwe verjaringstermijn lopen.
Voorbeeld stuiting verjaring geldvordering:
Partij B heeft de factuur van partij A niet betaald. Partij A heeft de verjaring daarop tijdig gestuit. Vanaf dat moment begint een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar te lopen.
Door de verjaring telkens te stuiten kan een geldvordering in beginsel onbeperkt blijven bestaan.
In de wet staan meerdere manieren genoemd waarop de verjaring kan worden gestuit. De meest voorkomende stuitingshandeling is een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoudt. Een mondelinge sommatie of betalingsverzoek volstaat dus niet; het moet schriftelijk.
Stuiten van geldvorderingen: verlang expliciet betaling van schuld
Ook een enkele schriftelijke mededeling dat de schuldenaar nog een schuld heeft volstaat niet. Naast de mededeling dat de schuldenaar nog een schuld aan de schuldeiser heeft, moet de schuldeiser ook duidelijk maken dat hij betaling van deze schuld verlangt.
Met deze schriftelijke mededeling moet de schuldeiser de schuldenaar voldoende duidelijk waarschuwen dat de schuldenaar – ook na het verstrijken van de verjaringstermijn – ermee rekening moet houden dat de schuldenaar de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat de schuldenaar zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog ingestelde rechtsvordering behoorlijk kan verweren. Als de schuldeiser dat doet, is de verjaring gestuit.
De schuldeiser doet er verstandig aan om de brief die de verjaring moet stuiten door een deurwaarder te laten betekenen. Hieraan zijn betekeningskosten verbonden. Dat kan voor de schuldeiser aanleiding zijn om de brief per aangetekende post (met bericht van ontvangst) te versturen. De kosten daarvan zijn aanzienlijk lager.
Indien de schuldeiser ervoor kiest om de brief per gewone post te versturen, loopt hij het risico dat de schuldenaar de ontvangst van de brief ontkent. De schuldeiser zal in dat geval moeten aantonen dat de schuldenaar de brief wel degelijk heeft ontvangen (ontvangsttheorie). Vaak is dat bij verzending per gewone post een onmogelijke opgave. Mocht de schuldeiser er toch voor kiezen om de brief per gewone post te versturen, dan doet hij er goed aan de brief ook op een andere wijze naar de schuldenaar toe te sturen.
Verstuurt de schuldeiser de brief per mail of per fax, dan biedt dat geen garantie dat de brief ook door de schuldenaar is ontvangen. Een automatisch gegenereerde verzendbevestiging (mail/fax) kan immers gemanipuleerd zijn.
Faillissement geen stuitingshandeling
Het faillissement van de schuldenaar is op zich geen stuitingshandeling. Het enkele gegeven dat de schuldenaar failliet is verklaard, doet dus geen nieuwe verjaringstermijn ontstaan. Wel is het zo dat een verjaringstermijn door het faillissement van de schuldenaar kan worden verlengd. Dit geldt alleen wanneer de verjaringstermijn gedurende het faillissement of binnen zes maanden na het einde van het faillissement afloopt. In die gevallen loopt de verjaringstermijn voort totdat zes maanden na het einde van het faillissement zijn verstreken.
Voorbeeld:
Partij A heeft een auto verkocht aan partij B en daarvoor een factuur gestuurd. De verjaringstermijn van vijf jaar vangt aan op 1 januari 2000. Na drie jaar en zes maanden, derhalve op 1 juli 2003, gaat partij B failliet. Partij A dient zijn geldvordering een maand na faillissementsdatum derhalve op 1 augustus 2003, ter verificatie aan.
Scenario 1: Het faillissement wordt al na zes maanden, derhalve op 1 januari 2004, opgeheven wegens gebrek aan baten. Indien partij B niets doet, verjaart zijn geldvordering op 1 januari 2005. Indien partij A wil voorkomen dat zijn vordering verjaart, moet hij vóór 1 januari 2005 een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling doen aan partij B, waarin hij zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoudt.
Scenario 2: Het faillissement wordt na 13 maanden, derhalve op 1 augustus 2004, opgeheven wegens gebrek aan baten. Omdat de verjaringstermijn op 1 januari 2000 is aangevangen en eindigt op 1 januari 2005, derhalve binnen zes maanden na het einde van het faillissement van partij B, kan partij A tot zes maanden na het einde van het faillissement van partij B, derhalve tot 1 februari 2005, de verjaring stuiten.
Scenario 3: Het faillissement wordt na drie jaar, derhalve op 1 juli 2006, opgeheven wegens gebrek aan baten. Omdat de verjaringstermijn op 1 januari 2000 is aangevangen en eindigt op 1 januari 2005, derhalve gedurende het faillissement, kan partij A tot zes maanden na het einde van het faillissement van partij B, derhalve tot 1 januari 2007, de verjaring stuiten.
Het faillissement van de schuldenaar leidt er doorgaans toe dat de schuldeiser zijn geldvordering ter vaststelling (verificatie) indient bij de curator. Het indienen van een vordering ter verificatie wordt ten aanzien van de verjaring aangemerkt als het in rechte instellen van een vordering.
Bij opheffing van een faillissement wegens gebrek aan baten moet de door de schuldeiser ingestelde vordering (het indienen van de vordering ter verificatie) geacht worden niet tot toewijzing te hebben geleid. Dat betekent dat de brief waarmee de schuldeiser zijn vordering ter verificatie heeft ingediend alleen dan als een stuitingshandeling kan worden aangemerkt, als de de schuldeiser binnen zes maanden nadat de opheffing van het faillissement definitief is geworden een nieuwe eis heeft ingesteld (bijvoorbeeld door de schuldenaar te dagvaarden).
In de praktijk wordt het instellen van een nieuwe eis binnen die zes maanden achterwege gelaten. Dat leidt er dan toe dat de brief waarmee de vordering van de schuldeiser ter verificatie is ingediend, de verjaring niet heeft gestuit. De schuldeiser doet er dus verstandig aan om voor de vaststelling van het moment waarop de (nieuwe) verjaringstermijn ingaat, niet uit te gaan van het moment waarop hij de vordering ter verificatie heeft ingediend.
Voorbeeld:
Partij A heeft een auto verkocht aan partij B en daarvoor een factuur gestuurd. De verjaringstermijn van vijf jaar vangt aan op 1 januari 2000. Na drie jaar en zes maanden, derhalve op 1 juli 2003, gaat partij B failliet. Partij A dient zijn vordering een maand na faillissementsdatum derhalve op 1 augustus 2003, ter verificatie aan. Het faillissement wordt na drie jaar, derhalve op 1 juli 2006, opgeheven wegens gebrek aan baten.
Omdat de verjaringstermijn op 1 januari 2000 is aangevangen en eindigt op 1 januari 2005, derhalve gedurende het faillissement, kan partij A tot zes maanden na het einde van het faillissement van partij B, derhalve tot 1 januari 2007, de verjaring stuiten. Het is niet zo dat partij A tot 1 augustus 2008, zijnde vijf jaar nadat hij zijn vordering ter verificatie heeft ingediend, de tijd heeft om de verjaring te stuiten.
Heeft u vragen over de verjaring van een geldvordering of wilt u een incassoprocedure starten? Neem contact op met Te Biesebeek Advocaten in Zwolle.