Op 7 augustus 2019 heeft de rechtbank in Dordrecht een tussenvonnis gewezen in het proces tussen Royal Bel Leerdammer en een collectief van 313 melkveehouders. De vordering van de melkveehouders ziet op betaling van achterstallig melkgeld in de periode 2010 tot en met 2015. De rechtbank komt met de melkveehouders tot de conclusie dat Bel Leerdammer te weinig heeft betaald: de totale vordering van het collectief overstijgt inmiddels de 20 miljoen euro en ligt grotendeels, zo uit de uitspraak van de rechtbank volgt, voor toewijzing gereed.
Gewogen gemiddelde
Voor de bepaling van de hoogte van de met Bel Leerdammer in de periode van 2010 tot en met 2015 overeengekomen melkprijs was het gewogen gemiddelde van de melkprijs van een viertal referentiebedrijven bepalend: de referentieprijs. Dit betrof de melkprijs van FrieslandCampina, CONO Kaas, DOC Kaas en Nemelco. De melkveehouders waren en zijn van mening dat zij minder voor de melk betaald hebben gekregen dan de prijs die Bel Leerdammer met hen had afgesproken. Het verschil wordt in hoofdzaak verklaard doordat Bel Leerdammer het ledengeld van de coöperaties bij de berekening van de referentieprijs buiten beschouwing heeft gelaten. Daarnaast heeft zij gesteld dat zij van de overeengekomen referentieprijs mocht afwijken in het geval macro-economische omstandigheden daartoe aanleiding gaven en dat zij dus onder omstandigheden ook een lagere prijs mocht betalen.
Oordeel Rechtbank
In het tussenoordeel van de rechtbank wordt Bel Leerdammer nagenoeg op alle punten in het ongelijk gesteld. In een voorlopige tussenconclusie oordeelt de rechtbank dat de vorderingen van de melkveehouders in beginsel voor toewijzing gereed liggen.
Geen verjaring
Vooreerst wijst de rechtbank het beroep van Bel Leerdammer op verjaring van de vorderingen uit 2010 en 2011 af. Anders dan Bel Leerdammer in de procedure heeft betoogd, konden de melkveehouders in 2012 nog geen weet hebben gehad van het feit dat er geen correcte prijs werd betaald. De rechtbank laat daarbij meewegen dat het berekenen van de melkprijs een complexe en ingewikkelde aangelegenheid is, terwijl Bel Leerdammer op dit punt ook tegengestelde standpunten heeft ingenomen.
Ledengeld is component van melkprijs
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de melkveehouders er op mochten vertrouwen dat het ledengeld deel uitmaakte van de referentieprijs. Dit vertrouwen wordt gebaseerd op de tijdens de voorjaarsvergaderingen gehouden presentaties van Bel Leerdammer, op de door haar tijdens deze vergaderingen getoonde sheets en op berekeningen die zij ten behoeven van individuele melkveehouders maakte.
De vorderingen van de melkveehouders zijn gebaseerd op hun stelling dat Bel Leerdammer bij de uitbetaling van de melkprijs ten onrechte het ledengeld van de referentiebedrijven buiten beschouwing heeft gelaten. De rechtbank volgt hen daarin en komt tot de conclusie dat de vorderingen op dit onderdeel in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn. De omvang van de vorderingen van het collectief wegens ‘het ledengeld’ bedraagt meer dan 15 miljoen euro.
Afwijking referentieprijs
Bel Leerdammer heeft gesteld dat zij van de referentieprijs mocht afwijken indien marktomstandigheden daartoe aanleiding gaven. Zij heeft betoogd dat de omstandigheden in de jaren 2010 tot en met 2013 dermate goed waren dat zij toen in positieve zin van deze prijs kon afwijken. Daar stond tegenover dat de jaren 2014 en 2015 wat minder waren, waardoor er in deze jaren in negatieve zin moest worden afgeweken van de referentieprijs.
Hoewel het collectief heeft uitgedragen dat niet van de referentieprijs mocht worden afgeweken, heeft zij – bij een andersluidend oordeel van de rechter – aanspraak gemaakt op betaling van de melkprijs voor zover die in de jaren 2010 tot en met 2013 volgens opgave van Bel Leerdammer in positieve zin van de referentieprijs afweek. Per saldo ziet dit op een aanvullende vordering van het collectief van ruim 5 miljoen euro.
De rechtbank volgt op dit punt Bel Leerdammer in haar stelling dat zij van de referentieprijs mocht afwijken, doch bepaalt wel dat zij zich nader dient uit te laten omtrent de vraagstelling op welke wijze het positieve verschil in de jaren 2010 tot en met 2013 dan ook daadwerkelijk in de uitbetaalde prijs is verdisconteerd.
Uitlating Bel Leerdammer
De rechtbank heeft nog geen eindoordeel geveld. De vorderingen zijn nog niet definitief toegewezen en derhalve nog niet opeisbaar. Daarvoor dient eerst het eindvonnis afgewacht te worden.
Alvorens de rechtbank een eindoordeel kan vellen dient Bel Leerdammer zich vooreerst uit te laten:
- of zij behoefte heeft aan het maken van individuele berekeningen, voor elke melkveehouder afzonderlijk en, zo ja, welke termijn zij daarvoor denkt nodig te hebben;
- op welke wijze zij de positieve afwijking van de referentieprijs in de jaren 2010 tot en met 2013 in de uitbetaalde melkprijs heeft verdisconteerd.
Kortom, het eindoordeel laat nog een tijdje op zich wachten. In de tussenliggende periode neemt de omvang van de vorderingen toe met een rentevergoeding van 8 % per jaar.
Omvang collectief
Het collectief van melkveehouders dat aan de procedure deelneemt bestaat uit 313 melkveehouders. Daarnaast hebben zich nog een aantal leveranciers-melkveehouders gemeld. Ook namens hen is Bel Leerdammer op betaling van achterstallig melkgeld aangesproken, waardoor een over hun vordering te berekenen rentevergoeding is veilig gesteld. Deze melkveehouders wachten voorlopig de uitkomst van de procedure af.
Meer informatie of wilt u zich ook bij het collectief aanmelden?
Voor meer informatie of in het geval u zich ook bij het collectief wenst aan te melden, kunt u contact met een van de specialisten van Te Biesebeek Advocaten in Zwolle opnemen. Wij zijn graag bereid u nader te informeren.
Lees meer: