Per 1 januari 2018 is het fosfaatrechtenstelsel in werking getreden. Overeenkomstig dit stelsel (voortvloeiende uit de Meststoffenwet) keert de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit fosfaatrechten toe op basis van het melkvee dat op 2 juli 2015 door een veehouder werd gehouden. Het is niet toegestaan meer fosfaat te produceren dan hetgeen door de minister is toegekend.
Het fosfaatrechtstelsel heeft de nodige gevolgen voor veehouders. Onder andere in de situatie dat na juli 2015 een bedrijfsuitbreiding is gerealiseerd, waarvoor soms (forse) investeringen zijn gedaan. Het laten krimpen van het aantal stuks vee leidt tot het tenietdoen van de uitbreiding en de hiermee gepaard gaande investeringen.
Uitspraken CBb
Op 9 januari 2019 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een zevental uitspraken op het gebied van fosfaatrechten gewezen. In deze zaken worden de beroepen behandeld van zeven veehouders die zich niet met het toegekende aantal fosfaatrechten konden verenigen. Naar de mening van de veehouders is de vaststelling van de fosfaatrechten in strijd met hun eigendomsrecht, waarbij zij een beroep doen op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
Individuele beoordeling onevenredige last
Aan het CBb lag de vraag voor of in de individuele gevallen sprake is van een onevenredige last ten gevolge van het fosfaatrechtenstelsel, welke last in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM (EP). Gedurende de procedure heeft het CBb de veehouders in de gelegenheid gesteld om hun individuele omstandigheden nader toe te lichten. De bewijslast van de onevenredige last ligt bij de veehouders.
Bij de beoordeling dient het CBb alle omstandigheden van het geval mee te wegen. Door het CBb wordt onder andere gewicht toegekend aan de navolgende zaken:
- verkregen vergunningen voor de start of uitbreiding van het bedrijf, alsmede of bedrijven op basis van de vergunningen investeringen hebben gedaan;
- het beperkt aanwezig zijn van een knelgevallenregeling;
- het ontbreken van een overgangstermijn;
- de omstandigheid dat het voor veehouders voorzienbaar was dat na het afschaffen van de melkquota andere (productiebeperkende)maatregelen zouden volgen.
In de zeven bij het CBb aanhangige zaken heeft het CBb slechts in één van de zaken geoordeeld dat een onevenredige last aanwezig is. De melkveehouder in kwestie had een bedrijf waar hij zowel melkvee als varkens hield. Vanwege persoonlijke omstandigheden, heeft de melkveehouder besloten enkel nog melkvee te houden, waarna hij de varkens heeft vervangen door melkvee. Een omzettingsregeling van varkensrechten naar fosfaatrechten bestaat niet. Vanwege het fosfaatrechtenstel heeft de melkveehouder te weinig fosfaatrechten en is –vanwege de zware financiële last- de continuïteit van het bedrijf van de melkveehouder in gevaar. De melkveehouder heeft dit met rapporten onderbouwd. Het voorgaande vormde voor het CBb reden om te oordelen dat er sprake is van een onevenredige last. In het geval van deze melkveehouder dient de minister binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen, waarbij het de vraag is of, en zo ja, op welke wijze de melkveehouder zal worden gecompenseerd.
Voor wat betreft de overige betrokkenen heeft het CBb het beroep ongegrond verklaard.
Beroep fosfaatrechten
De uitspraken van het CBb laten zien dat bij de beoordeling van een onevenredige last alle omstandigheden van het geval dienen te worden meegewogen, alsmede dat een beroep op hierop niet zomaar wordt toegewezen.
Heeft u vragen over fosfaatrechten of het agrarisch recht? Of wilt u de kans van slagen van een beroepsprocedure op het gebied van agrarisch recht laten beoordelen? Neem dan vrijblijvend contact op met de specialisten agrarisch recht van Te Biesebeek Advocaten in Zwolle: mr. A.A. Bos of mr. G.D. te Biesebeek.