De financiële vergoeding na ontslag is per 1 juli 2015 gewijzigd. De ontslagvergoeding op basis van de kantonrechtersformule bestaat niet meer en is vervangen door een transitievergoeding.
Door de invoering van de Wet Werk en Zekerheid in 2015 zijn er behoorlijk wat veranderingen doorgevoerd in het arbeidsrecht. Het eerste moment van de invoering van de Wet Werk en Zekerheid was op 1 januari 2015. Het tweede moment was op 1 juli 2015. Dit artikel heeft voornamelijk betrekking op de wetswijzigingen met betrekking tot de gevolgen van ontslag, die op 1 juli 2015 in werking zijn getreden.
Geen kantonrechtersformule, maar transitievergoeding
De ontslagvergoeding op basis van de kantonrechtersformule bestaat niet meer en is vervangen door een transitievergoeding. De transitievergoeding geldt in het geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter en een ontslagaanvraag bij het UWV.
Iedere werknemer die tenminste twee jaar in dienst is geweest heeft bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever recht op transitievergoeding. De werknemer verliest zijn recht op transitievergoeding indien er sprake is van ernstige verwijtbaarheid bij de werknemer.
De transitievergoeding komt toe aan iedere werknemer die tenminste twee jaar in dienst is geweest, alsmede de werknemer wiens tijdelijke contract van minimaal twee jaren niet wordt verlengd. De transitievergoeding komt ook toe aan de werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst is beëindigd doordat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Financiële vergoeding van 1/3 maandsalaris per gewerkt jaar
Gedurende de eerste tien jaar heeft de werknemer recht op een vergoeding van 1/3 maandsalaris per gewerkt jaar. Daarna heeft de werknemer recht op een vergoeding van 1/2 maandsalaris per dienstjaar. Het maximum van de transitievergoeding bedraagt € 75.000,- bruto of indien de werknemer een hoger jaarsalaris ontving, een jaarsalaris.
Tot 1 januari 2020 heeft de werknemer die langer dan tien jaar in dienst bij de werkgever is en op het moment van ontslag 50 jaar of ouder is, recht op een maandsalaris voor elk gewerkt dienstjaar na zijn 50e jaar. Dit geldt alleen voor een bedrijf van 25 of meer werknemers. Dit betekent dat een gedeelte van het MKB hier ontzien wordt.
Daarnaast is er voor het MKB nog een ander voordeel, namelijk dat er tot 1 januari 2020 sprake is van een overgangsregeling. Deze regeling houdt in dat de dienstjaren van een werknemer voor 1 mei 2013 niet kunnen worden meegenomen in de bepaling van de hoogte van de transitievergoeding wanneer de werknemer ontslagen is wegens bedrijfseconomische redenen. Wederom alleen indien het een onderneming met minder dan 25 werknemers betreft.
De transitievergoeding is lager dan de kantonrechtersformule. Dit wordt echter gecompenseerd doordat de transitievergoeding ook verschuldigd is op het moment dat er een ontslagaanvraag bij het UWV wordt gedaan.
Billijke vergoeding bij ontslag door ernstig verwijtbaar handelen
Naast de transitievergoeding is het voor de rechter mogelijk een extra vergoeding toe te kennen. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met het feit dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Uit de rechtspraak zal blijken hoe de rechters met deze nieuwe regeling om zullen gaan.
Veranderingen werkloosheidswet in 2016
Per 1 januari 2016 zijn onder andere de regels met betrekking tot de opbouw van een WW-uitkering veranderd. Voor 1 januari 2016 bouwde een werknemer per jaar één maand WW-recht op met een maximum van 38 maanden. Het voorgaande is vanaf 1 januari 2016 niet meer het geval.
De termijn voor de WW-uitkering wordt vanaf 2016 tot en met 2019 teruggebracht van 38 maanden tot maximaal 24 maanden. De wijziging heeft tot gevolg dat de werknemer in de eerste tien jaar per jaar één maand WW-recht zal opbouwen, daarna zal voor ieder jaar een half jaar WW-recht worden opgebouwd. Aldus volgens de nieuwe wetgeving zal een werknemer na 38 jaar slechts 24 maanden WW-recht hebben opgebouwd (10 jaar x 1 maand + 28 x 0,5 maand = 24 maanden).
De veranderingen zijn duidelijk zichtbaar, voor 1 januari 2016 kreeg een werknemer na 38 jaar werken 38 maanden WW en na 1 januari 2016 heeft een werknemer na 38 jaar werken recht op 24 maanden WW-uitkering. Het aantal maanden WW dat iemand ontvangt zal individueel moeten worden bekeken, daar de WW-rechten die voor 1 januari 2016 zijn opgebouwd meetellen voor een maand per jaar (over de eerste 10 jaren). Overigens is het nog wel mogelijk om in de cao op te nemen dat de sociale partners de uitkering aanvullen tot 38 maanden.
Daarnaast is het criterium voor passende arbeid aangepast. Mensen die al langer dan een half jaar in de WW zitten, dienen iedere arbeid als passend te zien. De wetgever heeft hierbij wel rekening gehouden met het verschil in inkomen. Door de inkomensverrekening is het niet mogelijk dat het inkomen uit arbeid lager is dan de WW-uitkering die werd ontvangen.
Scholingsplicht voor werknemers
Met ingang van 1 juli 2015 is de werkgever verplicht om de werknemer te scholen door bijvoorbeeld een cursus aan te bieden. Het scholen van een werknemer heeft betrekking op de uitoefening van de huidige functie van de werknemer, doch hierbij dient de werkgever ook rekening te houden met het aanbieden van scholing die nodig is indien het dienstverband in een andere functie zal worden voortgezet. Dit is vooral van toepassing in het geval van het vervallen van een functie en herplaatsing. In het huidige recht bestond deze regel nog niet.
Vragen over arbeidsrecht?
Heeft u vragen over de Wet Werk en Zekerheid? Neem dan contact op met onze arbeidsrecht advocaat mr. J.C.F. (Frank) Kooijmans. Te Biesebeek Advocaten in Zwolle helpt u graag verder.