Stellen en bewijzen is kort gezegd het schetsen van de relevante feiten en omstandigheden waarop een vordering is gebaseerd en vervolgens het onderbouwen van het bestaan van deze feiten en omstandigheden door bewijsmiddelen.
Feiten en omstandigheden zijn in civiele procedures van groot belang. Uit deze feiten en omstandigheden moet immers blijken of de rechter een vordering dient toe te wijzen of af te wijzen. De rechter mag zich hierbij pas baseren op de door partijen gestelde feiten en omstandigheden, indien deze als vaststaand kunnen worden aangemerkt. Feiten komen vast te staan doordat deze door de wederpartij zijn erkend, niet of niet voldoende zijn betwist of doordat deze door bewijsmateriaal zijn bewezen. Feiten en omstandigheden van algemene bekendheid en algemene ervaringsregels mogen door de rechter eveneens bij het oordeel worden betrokken of deze nou door één van de procespartijen zijn gesteld of niet.
Stelplicht
De stelplicht is de verplichting van de (veelal) eisende partij om die feiten en omstandigheden te stellen waarop de vordering is gebaseerd. In meer juridische bewoordingen; de partij die zich beroept op een bepaald rechtsgevolg, moet de feiten en omstandigheden stellen die tot dat rechtsgevolg leiden. Indien u dus terugbetaling van een geldlening vermeerderd met rente vordert, dient u te stellen dat er een overeenkomst van geldlening bestaat en dat er is afgesproken dat rente verschuldigd is. Hierbij zal gesteld moeten worden hoeveel geld er is geleend, aan wie u het geld heeft geleend, wanneer dat is gebeurd en wat er is afgesproken over de terugbetaling van het geleende bedrag. De rechter moet immers op grond van de feiten en omstandigheden moeten kunnen vaststellen op grond waarvan een vordering toegewezen zou moeten worden.
Bewijslast
“Wie eist, bewijst?” Is in de juridische wereld een veelgebruikte zinsnede. Hoewel het over het algemeen klopt dat degene die een vordering instelt bewijs zal moeten leveren, klopt dit niet altijd en het is verstandig voor het starten van een procedure (door een advocaat) te laten onderzoeken op wie de bewijslast en daarmee het bewijsrisico rust.
Erkenning
De wederpartij kan de door u gestelde geldleningsovereenkomst en de verschuldigdheid van de rente kunnen erkennen. In dat geval hoeft helemaal niets bewezen te worden en staat uw vordering vast.
Gemotiveerde betwisting
De wederpartij zou echter ook uw vordering kunnen betwisten, door te stellen dat hij geen geld heeft geleend of heeft ontvangen. Op dat moment moet het geschil beoordeeld worden op grond van de bewijsregels. Als de wederpartij de feiten en omstandigheden betwist waarop u uw vordering baseert wordt wel gesproken over een ‘gemotiveerde betwisting’. Dit wordt ook wel een zelfstandig verweer of “nee want – verweer’ genoemd. De wederpartij zegt bijvoorbeeld in reactie op uw stelling dat u een vordering heeft uit hoofde van geldlening: “nee, want ik heb helemaal geen geldleningsovereenkomst gesloten of geld ontvangen”. Ook zou de wederpartij kunnen stellen: “nee, want het was een schenking en er is helemaal geen terugbetalingsverplichting”.
In deze situatie geldt wel “wie eist bewijst” en zal u – eventueel door een geldleningsovereenkomst en een bankafschrift – moeten bewijzen, dat er wel degelijk sprake is van een geldleningsovereenkomst. Slaagt u niet in dit bewijs, dan dient uw vordering te worden afgewezen. Slaagt u wel in het bewijs of vindt de rechter dat u aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een geldleningsovereenkomst, dan dient de wederpartij in de gelegenheid gesteld te worden tegenbewijs te leveren door bijvoorbeeld aan te tonen dat er toch sprake was van een schenking. De door partijen naar voren gebrachte bewijsmiddelen dienen dan door de rechter beoordeeld te worden.
Bevrijdend verweer
Op het moment dat de wederpartij erkent dat er sprake is van een geldleningsovereenkomst, maar stelt dat hij de geldlening al heeft terugbetaald, is er sprake van een zogenaamd bevrijdend verweer. Het verweer (de terugbetaling) bevrijdt hem immers van zijn verplichtingen jegens de eisende partij. De wederpartij betwist in dat geval niet de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan uw vordering maar het rechtsgevolg; de terugbetaling van de lening.
Bij een dergelijk bevrijdend verweer komt de bewijslast te liggen bij de wederpartij. De wederpartij beroept zich immers op het rechtsgevolg van het door hem of haar gestelde feit dat er al terug betaald is. Slaagt de wederpartij niet in het bewijs dat al is betaald, dan wordt uw vordering alsnog toegewezen.
In de praktijk
Het is als eisende of verwerende partij in de meeste gevallen verstandig voldoende te stellen over de in een bepaalde kwestie spelende feiten en omstandigheden en tevens daaromtrent een concreet bewijsaanbod te doen. Indien u immers onvoldoende stelt of geen bewijs van uw stellingen aanbiedt, zou de rechter voorbij kunnen gaan aan uw stellingen. Het gevolg is dat uw stellingen worden afgewezen of de vordering van de wederpartij wordt toegewezen.
Gewaakt dient ook te worden voor de bewijslastverdeling en het bewijsrisico. Een summiere betwisting omdat u denkt dat de wederpartij niet slaagt in het bewijs, zou immers anders kunnen uitpakken, doordat bijvoorbeeld een getuige anders verklaart.
Bij elk geschil zal telkens weer bezien moeten worden welke bewijsmiddelen voorhanden zijn, hoe zwaar die gewogen worden en welke feiten en omstandigheden daadwerkelijk van belang zijn.
Advocaat gerechtelijke procedure
Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen, heeft u overige vragen met betrekking tot bewijsrecht of ten aanzien van uw bewijspositie in een specifiek geval, neem dan vrijblijvend contact op met de gespecialiseerde advocaten van Te Biesebeek Advocaten in Zwolle. Onze procesadvocaten hebben jarenlange ervaring en kunnen u adviseren over het bewijsrecht, de mogelijkheden en risico’s bij het instellen van een vordering of indien u door een ander wordt aangesproken.