Als een (rechts)persoon als gedaagde is gedagvaard en geen verweer voert tegen de ingestelde vordering, loopt deze (rechts)persoon het risico om bij verstek te worden veroordeeld. Indien de veroordeelde meent dat deze veroordeling onterecht is, kan hij zo nodig verzet instellen. Het instellen van verzet gaat middels het uitbrengen van een verzetdagvaarding. In deze verzetdagvaarding kan de veroordeelde uiteenzetten waarom hij niet veroordeeld had moeten worden.
Termijn
Het instellen van verzet luistert heel nauw. De wet bepaalt dat het verzet binnen vier weken moet worden ingesteld (onder omstandigheden is die termijn acht weken). Die termijn gaat overigens pas lopen als het verstekvonnis aan de veroordeelde in persoon is betekend door de deurwaarder. Als de deurwaarder het verstekvonnis in een gesloten envelop op het adres van de veroordeelde achterlaat, bijvoorbeeld omdat hij op dat adres niemand aantrof, is het verstekvonnis niet in persoon betekend. Ook is het verstekvonnis niet in persoon betekend, als de deurwaarder het verstekvonnis aan bijvoorbeeld een huisgenoot afgeeft.
De termijn van vier weken gaat echter ook lopen als de veroordeelde een daad pleegt waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging van dat verstekvonnis aan hem bekend is. Dit laatste geeft in verzetprocedures dikwijls aanleiding tot discussie, met name als tussen de datum van het verstekvonnis c.q. het niet in persoon betekenen van het verstekvonnis en het instellen van verzet meer dan vier weken zit. De vraag die dan vaak aan de rechter wordt voorgelegd is of de veroordeelde eerder al dan niet blijk heeft gegeven kennis te hebben genomen van het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging van dat vonnis. Anders gezegd: heeft een veroordeelde nu wel of niet tijdig verzet ingesteld?
De termijn van vier weken gaat ook lopen als het verstekvonnis ten uitvoer is gelegd. Van tenuitvoerlegging van een vonnis wordt pas gesproken als het vonnis wordt geëxecuteerd (bijvoorbeeld door het leggen van beslag). De enkele betekening van een verstekvonnis aan de veroordeelde is nog geen tenuitvoerlegging van het verstekvonnis.
Daad van bekendheid
Op 1 oktober 2019 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een lezenswaardige uitspraak gedaan in een zaak waarin de vraag aan de rechter voorlag of de bij verstek veroordeelde blijk had gegeven met het verstekvonnis bekend te zijn en door het sedertdien laten verstrijken van de termijn van vier weken niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In het arrest zet het gerechtshof kort uiteen hoe het betreffende wetsartikel (art. 143 lid 2 Rv) moet worden gelezen:
‘De Hoge Raad heeft de maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv, inhoudende dat de verzettermijn aanvangt na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is, aldus ingevuld dat de veroordeelde zélf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. Voldoende is dat hij ermee bekend is op vordering van wie, waartoe en door welk gerecht hij is veroordeeld; kortom, dat hij bekend is met de hoofdinhoud van het vonnis. Volgens vaste rechtspraak kan een daad van een vertegenwoordiger of advocaat van de veroordeelde buiten rechte, waaruit volgt dat de vertegenwoordiger of advocaat bekend is met de veroordeling bij verstek, op zichzelf niet als daad van bekendheid van de veroordeelde zelf gelden, ook niet als de vertegenwoordiger of advocaat daarbij namens de veroordeelde is opgetreden.‘
Het gerechtshof oordeelt – overeenkomstig vaste rechtspraak – dat een daad van een advocaat of vertegenwoordiger, ook als die daad is verricht namens de bij verstek veroordeelde, op zichzelf niet geldt als een daad van de veroordeelde. Echter, zo vervolgt het gerechtshof, is het onder omstandigheden wel mogelijk dat op grond van een daad van een advocaat het vermoeden gerechtvaardigd is dat daaraan een voorafgaande daad van bekendheid van de veroordeelde zelf ten grondslag ligt. Die omstandigheden waren er volgens het gerechtshof. Om die reden is er sprake van een termijnoverschrijding en is de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in het verzet.
Wat is er gebeurd?
De bij verstek veroordeelde (de vrouw) en haar echtgenoot (de man) zijn bij afzonderlijke exploten van 29 september 2016 gedagvaard door dezelfde wederpartij. De vrouw heeft geen verweer gevoerd en is bij verstekvonnis van 16 november 2016 veroordeeld tot betaling van ruim € 40.000,=. De man heeft daarentegen wel verweer gevoerd middels tussenkomst van een advocaat. In de procedure van de man heeft zijn advocaat een mail van 30 november 2016 aan de wederpartij overgelegd. In die mail stond:
‘(…). Overigens kwam mijn cliënt nu opeens met de mededeling dat zijn huisgenote ook door u was gedagvaard. Dat heb ik tot gisteren niet geweten. Bij navraag bij de rechtbank kwam ik er achter dat er in haar zaak een verstekvonnis is gewezen op 16 november jl. Dat vonnis heeft u kennelijk nog niet aan haar laten betekenen. Zodra het vonnis aan haar is betekend zal ik namens haar verzet aantekenen. (…).’
Bij vonnis van 28 juni 2017 is ook de man veroordeeld tot betaling van ruim € 40.000,=.
Het verstekvonnis van 16 november 2016 is op 5 juli 2017 aan de vrouw betekend door afgifte van dit vonnis aan de man (het verstekvonnis is dus niet in persoon betekend).
Op 2 augustus 2017 heeft de vrouw verzet ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij vonnis van 8 augustus 2018 de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in het verzet. Van dit vonnis heeft de vrouw hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat het vonnis van de rechtbank in stand moet worden gelaten en dat de vrouw terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het gerechtshof heeft dit als volgt gemotiveerd:
‘Naar het oordeel van het hof is het gerechtvaardigd een vermoeden van een daad van bekendheid van de vrouw, die voorafging aan de mail van 30 november 2016, aan te nemen. Een dergelijke mail, en zeker de daarin opgenomen aankondiging van het verzet, pleegt immers niet zonder opdracht van de cliënt te worden verstuurd aan de advocaat van de wederpartij. Deze mail wijst er naar het oordeel van het hof op dat aan de aankondiging van het verzet door de advocaat een voorafgaande daad van bekendheid van de vrouw ten grondslag ligt, bestaande uit het bespreken van de (hoofd)inhoud van het verstekvonnis en het maken van de afweging daartegen verzet in te stellen, resulterend in de opdracht van de vrouw, al dan niet via de man, aan de advocaat om verzet aan te kondigen en – op een later moment – in te stellen.‘
Advocaat verzet instellen
Uit het arrest van het gerechtshof blijkt dat het tijdig instellen van verzet tegen een verstekvonnis van belang is. Bent u bij verstek veroordeeld? Of wilt u meer informatie over het instellen van verzet? De specialisten van
Te Biesebeek Advocaten in Zwolle kunnen u voorzien van een helder advies en u bijstaan in een eventuele gerechtelijke procedure. U kunt vrijblijvend contact opnemen via 038 – 422 30 20 of info@tebiesebeek.nl.